Naar Kind en Gezin gisteren. Ergens jammer om een uur binnen te zitten, met dit heerlijke lenteweertje. Ik plukte ventje weg van de zandbak in de crèche – hallo, korrelig kusje – en we wandelden het lokaal binnen. De dames die de kindjes opmeten en wegen zaten liefelijk te glimlachen, maar het mocht niet baten: ons ventje had er al genoeg van voor het begon, en zette zijn keel open.
Ik had eigenlijk veel zin de boel de boel te laten. Hij eet goed, hij drinkt goed, hij speelt de hele dag en hij slaapt behoorlijk dus who cares waar hij op die curves zit, toch? Zijn pyjama is trouwens voor een gemiddelde 3-jarige gemaakt, dus ik maak me niet bepaald zorgen over ons ventje dat volgende week twee kaarsjes uitblaast.
Het compromis was dat ik mee met hem op de weegschaal ben gaan staan, en daarna ook nog even zonder hem. Dat we samen tegen de muur gingen leunen om hem even op te meten (die houten bak die hij al haat sinds hij 4 weken is, was echt geen optie, ook niet voor mij trouwens– kan dat nu echt niet praktischer?).
Toen de dokter zes blokjes tevoorschijn toverde, was het ergste leed geleden. Met zijn vlugge vingertjes had hij, nadat hij eerst een perfect rijtje had gelegd, al snel een torentje gemaakt. En nog eens. En nog eens. En dan door mijn hand te bewegen als een klein marionetje dat stapelt, nog eens.
De dokter haalde een popje tevoorschijn. Hij vond het maar niks, duwde het weg. Ik besefte opeens dat wij geen enkele echte pop in huis hebben. Knuffelbeesten genoeg, maar niets dat op een pop lijkt. Is gewoon nooit in me opgekomen! Nu ja, hij heeft eigenlijk ook niet echt interesse in die knuffelbeesten, dus overschakelen op iets menselijker dan een blauwe dino in pluche, was geen logische stap voor mij.
Maar dus, die pop. Om lichaamsdelen op aan te duiden. Oh! Maar had dat dan gezegd! Dat is ons dagelijks spelletje voor het slapengaan! Waar is jouw neus? Waar is mama’s oor? En om de paar dagen komt er iets nieuws bij: kin, nek, arm, …
Nu is het zo dat als ons ventje geen zin heeft om mee te doen met dit lijstje, het het heel eenvoudig ‘nee’ klinkt. Wat doet de tijger? Nee. Wie is mijn beste vriend? Nee. Waar is je haar? Nee.
Stiekem vind ik dit geweldig. Hij zal wel meedoen als hij er zin in heeft. Als dat niet het geval is: ‘Brul jij maar lekker zelf, moeder, of zoek maar naar je eigen neus! I am not your trick pony!’.
Al was ik vandaag wel een tikje opgelucht dat hij uiteindelijk wel het spelletje begon mee te spelen.
Dat hij twee-woord-zinnetjes maakt, dat hij al maanden achteruit loopt, springt, hurkt, en danst, tja, dat moet mijnheer dokteur maar op mijn woord geloven.
Alles helemaal in orde met ons mannetje, zo blijkt. Hij ‘volgt zijn curve’.
Deze avond wiegde ik hem zachtjes, voor ik hem in bed legde. In plaats van zijn hoofd op mijn schouder te leggen, zoals gewoonlijk, zocht hij in het donker mijn neus en wreef er zijn neusje tegen. ‘Neuz neuz mama’ hoorde ik hem giechelen. Ik giechelde mee.
Schattig zijn volgt geen curve. Dat piekt, hors categorie.